Proloog: Rood is stoppen, groen is doorlopen.
In 1992 maakte Wia van Dijk De Groene Ster en de Twaalf Sterren, een muurschildering in combinatie met twaalf zuilobjecten voor het stadskantoor in Zaanstad.
Er is taal zodat we elkaar kunnen begrijpen. Het leren spreken begint met imiteren, papa…, mama…, maar waar, wanneer en hoe leren we eigenlijk de ‘kleuren’ kennen. Aan het verkeerslicht, ‘groen is doorgaan’ en aan ‘je groen en geel ergeren’ zien we dat de context uitmaakt en de kleur een andere betekenis kan geven. Een groen en gele ergernis dicht het groen een andere betekenis toe dan de groene kleur die voor groei staat. Het gezegde ‘kleur bekennen’ (voor zijn standpunt uit moeten komen) laat zien hoe centraal kleur in ons leven is. Met een vanzelfsprekendheid die niet meehelpt om je er bewust van te laten zijn.Het is ook het eerste wat ik zag toen ik het werk van Wia van Dijk meer dan 25 jaar geleden leerde kennen, kleur. De kleur is één keer gekomen en daarna altijd bij haar gebleven. In 1993 maakte Van Dijk het beeld Noorderzon in een nieuwbouwwijk in Assen. Het onderscheid tussen realisme en abstractie gaat hier niet op. Het is beter om te spreken over werk dat op de realiteit gebaseerd is dan dat het op imitatie van de realiteit stoelt. Een ogenschijnlijk subtiel maar groot verschil. Van Dijk gebruikt voor dit beeld de realiteit. Het zijn de kleuren van de dag die ze in het beeld heeft samengebracht. Het is geen imitatie van de kleuren. Met ‘de dag’ introduceert ze het besef van tijd in haar werk. Een parameter die in haar recente werk nog nadrukkelijker aan bod komt.
Zonder tijd geen herinnering. Neurowetenschappers hebben nog niet zolang geleden ontdekt dat de snelste weg naar het geheugen via de ogen, de oren de mond en de neus loopt. Via de zintuigen dus. Elk mens heeft zeven ‘openingen’, om te zien, te horen te eten en adem te halen. Om te leven. Bij de meeste zintuigelijke ervaringen zetten we meerdere organen in. Bij voedsel de tong en de neus, voor smaak en geur. Bij het kijken maar één; onze ogen. Is het daarom dat kleur zo belangrijk voor ons is? De neurowetenschapper zou het al volgt uitleggen. Sensorische prikkels; Au! Die kachel is heet! worden in de hersenen verwerkt tot geheugen. Ze worden in ons geheugen gegrift. Als we daarna de kachel zien weten we Afblijven! In de hersenen wordt opnieuw hetzelfde stukje brein actief. En we ervaren zintuigelijke prikkels die in het geheugen zijn opgeslagen veel sterker dan talige. Ook kleur kan zo een prikkel zijn.
In Van Dijk’ s Levensaders worden alle hierboven genoemde verworvenheden ingezet. Met een palet aan kleuren laat ze ouderen de verschillende stadia in hun leven van een kleur voorzien. Deze benadering zet de kijker, in dit geval deze oudere, onmiddellijk in de positie van de maker. Na vele jaren doet de kunstenaar ogenschijnlijk een stap terug. Uiteindelijk realiseer ik me dat ze eigenlijk altijd al zo gewerkt heeft. Ook vroeger kwamen haar kleuren uit de realiteit. In plaats van ‘de dag’ ‘het landschap’, de gekleurde autootjes van haar zoon Arno, de kleur die zich aan haar voorstelt, zet ze nu de herinnering van de door haar gekozen mensen in. Door kleuren te kiezen bij de verschillende stadia in het leven ontstaat een portret zonder een oordeel. De kleur is. Het is het aandenken aan vroeger. Aan het vroeger van gisteren en het vroeger van de prille jeugd.
Wia gunt de maker met zijn kleurstreng een blik op hun eigen leven in een taal die ze dachten niet te kunnen lezen. Nu blijkt dat ze er zelfs mee kunnen schrijven. Het is duidelijk dat de kleurenleer van Philip Otto Runge hier niet van toepassing is, nog die van Johannes Itten. Hier worden de kleuren bepaald door hoe je ze geleerd hebt, op de schoot van je moeder, in je vroegste jeugd. Het is bijzonder werk, deze Levensaders. Je voelt dat alle strengen een intrinsieke logica hebben. Je ziet de muur binnenin de strengen een gloed krijgen. Doordat ze er vanzelfsprekend uitzien lijken ze eenvoudig maar niets is minder waar. Het is een klein wonder dat ze eruitzien als zichzelf zonder dat we ze ooit eerder gezien hebben. Iets nieuws maken dat eruitziet als zichzelf is de grootste verworvenheid van kunst. Juist doordat alles hier door de werkelijkheid is aangedragen.
Het uit handen geven van het kiezen van de kleuren is voor Van Dijk een logische. Ook zij heeft de kleuren weten te doorgronden, al jaren en altijd intuïtief. In de grote verscheidenheid heeft ze altijd een eenheid weten te vinden. Haar werk valt nooit uit elkaar. Esthetiek is vervangen door acceptatie, het is zoals het is. De strengen hangen ook op deze laconieke manier op een spijker of aan een stang. Het is zoals het is. Het leven zoals het zich in de werkelijkheid laat zien. Wia geeft hiermee tijd aan de oudere als maker, tijd voor herinnering die reflectie worden kan.
In de Levensaders smelt Wia in mijn gedachten twee kunstenaars samen. Niet toevallig twee Latijns-Amerikaanse kunstenaars. Lucio Fontana die van Argentinië naar Italië reisde en Hélio Oiticica uit Rio de Janeiro. Ons Europees modernisme biedt haar werk geen houvast meer.
Fontana heeft ons een nieuwe ruimte gegeven door het prikken van de gaten en het maken van snedes in het doek. Door de snedes opende zich een conceptuele ruimte, je ziet door de snede heen nooit de muur maar altijd een niet te peilen zwart. Hélio Oiticica vulde de nieuw ontsloten ruimte met kleur. Zijn houding ten opzichte van de schilderkunst was radicaal en compromisloos. Oiticica bracht de kleur naar de ruimte. En helpt Wia om een nieuwe Fontana te zijn, bij haar niet de snee maar de kleur rondom op de streng zodat het heden en het verleden elkaar weer raken. De herinnering is niet lineair. Bijzonder is het dat de strengen uit kleur lijken te bestaan, meer dan dat ze beschilderd zijn en de kleur erop ligt. Het is opnieuw een Body of Color die we van haar krijgen. We kijken mee met haar ouderen en zien dat we meer delen, meer overeenkomsten voelen, dan dat we ons van de ander onderscheiden.
Kie Ellens, kunstenaar en curator
uit: catalogus Episode 2016