kleur als leidraad
Vol overgave omarmt Wia van Dijk kleur in haar werk. Geen twee of een paar, maar werkelijk álle kleuren zijn welkom. Uitgesproken kleuren als fluorroze, felgroen en paars geven haar palet reliëf. Vragend naar dat palet antwoordt de kunstenaar dat niet-kleuren zoals witten, grijzen en zwarten evenzeer van belang zijn. Zo open mogelijk probeert ze de kleuren te kiezen en ze laat ze zowel harmoniseren als botsen. Verdichting en openheid wisselen elkaar af en ook de kleurintensiteit is variabel. Kleur brengt beweging en dynamiek.

Vreemd genoeg werkte deze kunstenaar aanvankelijk járenlang uitsluitend met zwart! De wens om kleur te gebruiken, bestond reeds maar hoe het gebruik van de ene kleur boven de andere te rechtvaardigen? Zolang het antwoord uit bleef, hield Wia van Dijk het bij zwart. De geboorte van haar zoon is er mede de oorzaak van dat kleur voorzichtig haar intrede deed. Een betonnen ster die uit een grasveld opdoemde, kreeg een hemelsblauwe kleur (De blauwe ster, 1991); een drijvend blad van cement en polystyreen werd groen (Waterblad, 1994), weer een andere vorm werd geel. De vorm bepaalde altijd de kleur.

Met name na het werk Pezzettino (1998) hoopten in het atelier de pigmenten zich op. Terloops vermengde de kunstenaar die kleuren met cement, draaide er bolletjes van en legde ze in een hoek. Een belangrijke volgende stap was de ordening van al die bolletjes. Een klein veld van willekeurig op kleur geordende bolletjes spoorde de kunstenaar niet alleen aan om het kleurenpalet en kleurenspel uit te breiden, maar ook om de kleuren de ruimte te laten innemen. Of, nog preciezer, om kleur als kleur in de ruimte te laten bestaan. Het is wonderlijk dat deze kunstenaar niet door verf maar door cement kleur ontdekt. Kleur manifesteerde zich dus eerst in een driedimensionale vorm. Pas daarna is ze gaan schilderen, het platte vlak met kleur verkennend

blauwe ster 1991 in het Pinetum - Hortus Haren

Kleuren mengen is als toveren. Nog steeds is Van Dijk iedere keer weer verrast door de uitkomst. Ze is geboeid door hoe kleuren op elkaar inwerken en door het spel wat er ontstaat. Wat haar betreft passen alle kleuren bij elkaar. Een mooie kleur bestaat niet, een lelijke evenmin. Het karakter en de werking van een kleur is beweeglijk en afhankelijk van de kleuren rondom. De kleuren in een atelierwerk uit 2005 (een veld gekleurde cementen bolletjes) beschrijft zij als volgt: “Dit groen is heel fris en beweegt naar buiten. Deze zwarte bol is juist weer naar binnen gericht. Deze rode staat er vrij neutraal bij maar is tegelijkertijd ook wel in zichzelf. Deze lila bol is een beetje anoniem en weggedoken terwijl deze witte zich mooi schikt, die voelt zich wel lekker tussen die twee zwarten daar. Die blauwe en geel botsen lekker.” Kleuren gaan in elkaar op, dagen elkaar uit, stoten elkaar af en trekken elkaar aan. Het zijn net mensen wat dat betreft.

atelier 2005 gepigmenteerde kleurbollen

stralend goud
De kleur goud is een geval apart. In 2006 realiseerde de kunstenaar een opdracht voor de Rijksuniversiteit Groningen (De twaalf uilen van Pallas Athena, 2006). Om een relatie te leggen met de goudkleurige voorstelling in het andere timpaan, bekleedde ze de twaalf uilen in ‘haar’ timpaan met bladgoud. Daarnaast symboliseerde de kleur goud ook de rijke geschiedenis en waardevolle erfenis van de vierhonderd jaar oude universiteit. De kleur beviel haar en kreeg een vaste plek in haar oeuvre. Dit is overigens een mooi voorbeeld van de wijze waarop kunstopdrachten bijdragen aan de ontwikkeling van haar werk, maar dit terzijde. Vaak gebruikt de kunstenaar goud vanwege de warme uitstraling, om het object intenser te maken of om het te laten contrasteren met een ander materiaal.

de psyche
Tijdens het maken van duizenden cementen kleurbolletjes kreeg Van Dijk een belangrijk inzicht. Terwijl ze de bolletjes ordende in een klein veldje dat steeds verder uitdijde, zag ze hoe bolletjes van een bepaalde kleur op verschillende plaatsen opdoken, sprongen maakten en verschillende delen met elkaar verbonden. Voor het eerst legde ze verband met de denkprocessen in ons hoofd. Het werk kreeg de titel 7.001 gedachten (2003-2009).

detail installatie 7001 gedachten [no1]

Sindsdien heeft de kunstenaar in diverse werken binnenwerelden en gedachtestromen verbeeld door ze in kleur te vertalen. Wia van Dijk interesseert zich in de wijze waarop mensen in het leven staan en hun leven ervaren. Iets dat per individu enorm verschilt. Ze zoomt nu eens in op haar eigen gedachten, dan weer op die van een specifiek persoon of een groep mensen. Haar kleursculpturen en schilderijen zijn in feite portretten. Eén werk is bijvoorbeeld gemaakt met en over haar zus die aan kanker overleden is. Van Dijk zal niet gauw aangeven welk werk het is. Voor alles wil ze voorkomen dat haar werk te persoonlijk en sentimenteel wordt. Ze streeft er juist naar om de gedachtewerelden te abstraheren en universeel te maken. Persoonlijke gebeurtenissen uit het leven van de kunstenaar kunnen dus wel een aanleiding vormen om werk te maken maar zijn nooit een doel op zich

Van Dijk herkent zich zeer in Martha Nussbaum’s benadering over de functie van emoties. De Amerikaanse filosofe zoomt in op het belang van de emoties voor een goed mensleven en voor een democratische samenleving. Zij meent dat emoties niet alleen maar irrationeel zijn. In haar boek Oplevingen van het denken (Upheavals of Thought: The Intelligence of Emotions, 2001) wordt deze verbondenheid van de emotie met de cognitie toegelicht. De auteur benadrukt dat een onkwetsbaar leven, een leven zonder enige vorm van emoties, geen menselijk leven is maar een verarmd leven. Ook toont zij aan dat emoties tot meer in staat zijn dan slechts ons op het verkeerde been zetten en hierdoor mogelijk hindernissen opwerpen. Dezelfde emoties verschaffen ons namelijk ook informatie over de vraag of datgene wat zich buiten ons afspeelt goed of slecht is. Emoties hebben dus een functie in het verwerken en ontvangen van informatie. Beeldende kunst en literatuur zijn voor Nussbaum overigens belangrijke inspiratiebronnen.

Sinds 2010 doceert Wia van Dijk aan de opleiding Beeldende Therapie (Stenden Hogeschool, Leeuwarden). Haar studenten worden opgeleid tot therapeuten die veranderings-, acceptatie- en ontwikkelingsprocessen op gang brengen bij mensen met autisme, schizofrenie, angst- en ontwikkelingsstoornissen. Met een recent project als Levensaders weet ze haar werk als docent te integreren in haar autonome praktijk. Voor Levensaders voert ze diverse individuele gesprekken met bewoners van woonzorgcentra over hun leven. Ook in dit project worden de gedachten gekoppeld aan een kleur. Iedere deelnemer kent een bepaalde kleur toe aan iedere tien jaar van diens leven. De kunstenaar vormt de kleurendiagrammen die dit oplevert om in verschillende kunstwerken.

De verbeelding van de binnenwereld leidt grofweg tot twee typen werken: die waarin de chaos overheerst en die waarin structuur en orde de maat slaan. In Opslagplaats (2006) schiet het tape alle kanten op, het zit in de knoop en valt uit elkaar. Het is één grote kluwen. De gedachten stromen volop. In een aantal gridachtige schilderijen uit de serie Aaneen maar ook in een tape installatie zoals Nu Open (2005) zijn de gedachten geparkeerd als in een depot. Hier domineert berusting en kalmte. In deze kleurige weefsels smeden kleuren zich aaneen tot lijnen die zich weer vervlechten met andere lijnen. De aaneenschakeling van gedachten leidt tot vele gedachteketens.

nu open 2005

kleuren lenen
Van geen kleur, naar alle kleuren van de regenboog, naar andermans kleuren. Nu Wia van Dijk wat kleur aangaat een enorme vrijheid heeft verworven, vraagt ze andere mensen naar hún kleuren. Dat is niet alleen het geval in Levensaders (2015 – nu) maar ook in Ontluchting (2006), Terug en Vooruit (2008) en Terug, vooruit en vooruit (2008). In dat laatste project kenden kinderen van een Groningse basisschool kleuren toe aan het verleden, heden en de toekomst, in Ontluchting deden gevangen van het Groningse Huis van Bewaring dat.

Het betrekken van anderen is een constante in haar werk. Soms wordt participatie gevraagd in een opdracht, andere keren is het haar eigen initiatief. Gevraagd naar haar motivatie hiervoor zegt ze: “Ik ben deel van de wereld dus het gaat niet zozeer om mij persoonlijk. Het gaat mij erom ook iets van de gedachtenwereld van anderen zichtbaar te krijgen. Ik ben nogal nieuwsgierig daarom vind ik het uitdagend om andere mensen mee te nemen in het ontstaansproces. In oudere werken integreerde ik het beeld in de omgeving. Tegenwoordig ga ik een stap verder en integreer ik belevingen van anderen in mijn werk. Hoe dat fysieke beeld vervolgens weer een plek krijgt is nu van minder belang. Ik vertrouw erop dat dit automatisch meegaat in het hele proces. De focus heeft zich dus verlegt.”

In de genoemde sculpturen worden de individuele kleuren gebundeld. Gezien de deelname van meerdere mensen zou je verwachten dat al deze werken tot een gemiddeld kleurenpalet leiden en dus niet wezenlijk van elkaar verschillen. Niets is minder waar. De basisschool kinderen waren bijvoorbeeld terughoudender in hun toekomstkleuren (geel, groen, grijs, zwart) dan de gevangen die met rood en diverse blauwen uitgesprokener waren. Interessant detail is dat de kinderen die wit of zwart kozen, dat motiveerden door aan te geven dat ze niet in de toekomst kunnen kijken.

Er is veel geschreven over de (psychologische) betekenis van kleur. Wia van Dijk is bijvoorbeeld goed bekend met de kleurenleer van kunstenaar en Bauhaus docent Johannes Itten (1888-1967). Itten onderscheidt drie verschillende benaderingswijzen met betrekking tot de kleurenleer: de expressieve-, de constructieve- en de impressieve kleurenleer. Deze drie benaderingen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In zijn betoog over de ‘Subjectieve kleurklanken’, een onderzoek dat hij met een groep studenten deed, stelt hij dat het belangrijk is dat de studenten vooraf niet weten dat uit hun geschilderde kleuren hun karakter, denkwijze en gevoelens kunnen worden afgelezen. Dit onderzoek vond plaats in de laten jaren twintig aan de Johannes Ittenschool in Berlijn. De studenten kregen de opdracht om hun eigen ‘kleurakkoorden’, een combinatie van kleuren en kleurtonen, te schilderen die hij of zij als harmonisch ervaart. Naderhand wist Itten feilloos ieder geschilderd palet aan de juiste persoon te verbinden en soms eveneens iets van diens beroep of persoonlijke fascinatie te benoemen. De gezichtsuitdrukking, houding en teint van het gezicht waren hierbij mede bepalend. Johannes Itten laat hiermee zien dat er overeenkomst bestaat tussen de kleuruitdrukking van ieders gezicht en de bijbehorende kleurakkoorden: hij noemt dit de subjectieve kleurervaring van het individu.

Voor Van Dijk maakt Itten’s onderzoek duidelijk dat kleuren onbewust iets vertellen over zowel het innerlijk als uiterlijk van het individu. Toch schuwt de kunstenaar ervoor om kleuren psychologisch te duiden. Ze doet tenslotte geen psychologisch maar een beeldend onderzoek naar kleurervaringen van mensen. Evenwel doordat de kunstenaar zich er nu zo intensief mee bezig houdt, ervaart ze proefondervindelijk wel dat deze theorieën hout snijden. Rood staat bijvoorbeeld voor een heftig gevoelsleven en blauw voor structuur.

stapelingen
De kleuren die Van Dijk aan anderen ontleent, vinden vaak hun weg in torens. Al spreekt de kunstenaar zelf van ‘bouwsels’ of ‘stapelingen’. Ook een werk als Nu Open (2008), waarin ze zelf de kleuren bepaalde, valt in die categorie. De torens hebben een brede, stevige basis en lopen taps toe. Het is een versimpelde voorstelling van wat je in het leven met je meeneemt en hoe alles zich opstapelt. Torens als gestapelde gedachten. In Ontluchting (2007) vormt de onderste ring de gedachten over het verleden, die in het midden over het heden en de bovenste over de toekomst. Ook de sculpturen Terug en Vooruit (2008) en Terug, vooruit en vooruit (2008) zijn op deze manier opgebouwd.

Deze uit aluminium geconstrueerde en met metallic lak bespoten stapelingen hebben een aantal oudere voorlopers zoals Pezzettino (2000), Pezzettino stapelingen (1992) en Stapelingen (2001). Deze werken bestaan vaak uit een heleboel dezelfde bouwstenen, bijvoorbeeld een gepigmenteerd blok cement of beton, die gestapeld worden. Rechttoe rechtaan stapelingen. Zoals spullen snel op elkaar gelegd worden om ze even aan de kant te zetten, zo zijn deze sculpturen ook opgebouwd. Geen ingewikkelde balanceeracts, gewoon element op element.

Typerend voor het werk van Wia van Dijk is de economie der middelen: niet alleen de stapelingen maar ook andere sculpturen en schilderijen bestaan uit een gereduceerd aantal elementen. Regelmatig gebruikt ze maar één vorm en ook maar één materiaal. Binnen een werk wordt dat ene element herhaalt, soms eindeloos. Formele kwaliteiten als kleur, ritme, maat, verhouding en compositie spelen altijd een rol en worden gedragen door het niet-formele.

herkenbare figuren
Ook haar beeldende vocabulaire is gereduceerd. Naast geometrische vormen (de kubus, de rechthoek, de bol en de lijn) worden een gericht aantal figuratieve vormen waaronder de uil, het hart, de bloem, de klaver drie, de ster, het blad en het kussen ingezet. Deze vormen worden tot hun essentie teruggebracht. De abstrahering versterkt de zeggingskracht.

Doorheen de tijd ontwikkelt zo’n vorm zich en soms ook de betekenis. Neem nou het hart (het hart en het blad zijn een en dezelfde vorm in haar werk). Het eerste hart dateert van 1988. De kunstenaar werd getrokken door de mooie, zachte vorm van een piepschuimen hart. Alhoewel ze in eerste instantie vooral op zoek is naar een bepaalde vorm, speelt ook de betekenis van die vorm een rol. Van Dijk associeert het hart met het innerlijke, het gevoel en kwetsbaarheid. Om deze reden gebruikt ze de hartvorm vaak in opengewerkte staat. Van de algemene symboliek van het (rode) hart als symbool van de liefde neemt de kunstenaar duidelijk afstand.

Het autootje kwam er in 1992 bij doordat haar tweejarige zoontje ermee speelde in het atelier. Ze had cement over, drukte een paar autootjes in natte klei en goot het cement in die kleimallen. Het resultaat van deze snelle handelingen was dat de details van zo’n Dinky Toy verdwenen en de auto vervormd werd. De onderkant van zo’n gegoten autootje is bijvoorbeeld een klont cement. Laat dat nu juist dát waar de auto voor staat, mobiliteit en beweging, onderuit halen. Die cementklont kluistert de auto aan zijn plek. Daarnaast is de vorm ook gewoon ‘spielerei’: het brengt lucht in haar werk.

De uil zou er nooit ingeslopen zijn als ze niet die opdracht voor de Rijksuniversiteit Groningen had gekregen (2006). De uil is een van de attributen van de Griekse godin Pallas Athena. In de loop der tijd werd zij zelfs afgebeeld als uil. Na haar voorbeeld ontstonden in de Romeinse tijd godin Minerva en tijdens de Renaissance Vrouwe Justitia. De uil verbond dus de twee verschillende faculteiten c.q. opdrachtgevers (Letteren en Rechtsgeleerdheid). Om te duiden op verschillende zienswijzen gaf de kunstenaar de uilenogen verschillende kleuren. De uil bleek een blijvertje. In de verschillende versies die ze ervan maakte, werd het accent gelegd op de twee uithollingen in de kop. Deze geabstraheerde ogen verwijzen door de uitholling naar binnen maar door de materiaalkeuze (glanzende autolakken) vangen ze het licht en nemen hierdoor de buitenwereld in zich op. De uil, die voor de kunstenaar een menselijk karakter heeft gekregen, symboliseert een versmelting van denken en voelen. Uit deze voorbeelden blijkt dat zo’n figuratieve vorm zorgvuldig gekozen wordt. Eens geïntroduceerd, blijft het terugkeren in haar werk. Op deze wijze breidt haar figuratieve vocabulaire zich gestaag uit.

Gaandeweg zijn de belangrijkste elementen die een rol spelen in het oeuvre van Van Dijk aangeraakt. De verbeelding van ons gevoelsleven middels kleur voert de boventoon.

“Ik weet, dat het diepste en meest wezenlijke geheim van de kleurwerkingen zelfs voor het oog verborgen blijft en alleen met het hart doorgrond kan worden,” Johannes Itten.

Nanda Janssen
Deze tekst is gebaseerd op een interview met de kunstenaar (januari 2016).